Sentimental journey

Terug naar de Noordkaap. ‘s Winters naar warmere oorden, ‘s zomers lekker thuis en hier van de zomer genieten. Dat was het plan toen we aan ons “From here to …?” avontuur begonnen. Maar hoe anders liep het meteen al in de eerste zomer. Vroegtijdig teruggekeerd uit Westelijk Sahara, ontvingen we in november de uitnodiging van Rinus Sinke, Healey-man in hart en nieren, om met de Healey Club mee naar de Noordkaap te gaan. Hoewel meteen enthousiast, was onze eerste reactie: ”18 Dagen in juni ? Dat gaat vast niet lukken, want daar staan al wat weekendjes gepland”. Laat het nu precies passen tussen twee andere afspraken in! Meteen Rinus gebeld. We gaan mee! Het voorgestelde reisschema was voor een groot deel gelijk aan de reis, die ik in 1990 al eens gedaan heb en die ik altijd beschouwd heb als een van de mooiste reizen. Ook heb ik menig keer gezegd, dat ik de reis nog graag eens over wilde doen, maar dan met een cabrio. Voor Wil zou het meeste nieuw zijn, maar haar interesse was ook al lang geleden gewekt. Kortom; dè gelegenheid om een wens in vervulling te laten gaan. Dit keer dus niet Afrika, maar Noorwegen; groter kan het contrast nauwelijks zijn. Woensdag 13 juni begint de reis met een aanlooproute naar Travemünde. Of beter, naar Bad Schwartau, alwaar we de andere deelnemers zullen ontmoeten en tijdens het diner nader kennis kunnen maken. Hoewel wij al zo’n 15 jaar lid zijn van de Healey Club, kennen we maar weinig andere leden. Sinds 1990 ben ik in het bezit van een van de eerste Mazda MX5- en. Als enthousiast lid van de MX5 Club is veel van onze vrije tijd in die club gaan zitten. Dat wil overigens niet zeggen, dat we met de Healey niet actief zijn. De route die we gevolgd hebben luidt in grote lijnen; met de boot naar Helsinki, met de autoslaaptrein naar het op de Poolcirkel gelegen plaatsje Rovaniemi, dan in een paar dagetappes naar de Noordkaap om vervolgens helemaal langs de kust weer terug te rijden naar Oslo, alwaar de boot ons naar Kiel brengt. Onderweg worden ook de Lofoten aangedaan, een hoogtepunt, zo heb ik de vorige keer ervaren. Ik ga niet een dag tot dag verslag geven. Voor mij was het vooral een sentimental journey, een herhaling van een eerdere reis. Hoe zou ik het gaan vinden? Had ik er wellicht in gedachten een te mooie voorstelling van gemaakt? De eerste schok kreeg ik al in Helsinki. In mijn herinnering was het een mooie, maar ook wat saaie, stille stad. Mijn fotoalbum van toen laat foto’s zien van het grote plein voor de witte Domkerk, met slechts een enkele andere wandelaar in beeld. En nu, nu zitten de trappen voor de kerk vol met mensen; het lijkt wel een plein in Rome. Het zijn niet de voor ons veel bekendere steden in Europa, die in de afgelopen decennia zo veel drukker zijn geworden, zelfs Helsinki blijkt er niet aan ontkomen te zijn. Bij de Uspenski-kathedraal, de grootste Russisch-Orthodoxe kerk van heel West- en Noord-Europa, was het al niet veel anders. In 1990 zaten wel alle deuren op slot, nu kon je vrijelijk naar binnen, dat wel. Zo waren we getuige van de voltrekking van een huwelijk met voor ons wat ongebruikelijke, rituele handelingen. En hoewel misschien niet helemaal gepast, had het bruidspaar door ons toeristen nog een beetje aandacht, want de aanwezige familieleden, vrienden en kennissen waren snel geteld. De trein, waarmee we ’s avonds naar Rovaniemi vertrokken was vele malen luxer dan voorheen. Niet alleen de slaaprijtuigen waren van alle moderne gemakken voorzien, zelfs de auto’s kregen een VIP-behandeling door in gesloten wagons mee te mogen reizen. Nu heeft dat ook wel weer zijn nadelen, want toen al die Healey’s met veel kabaal de wagon inreden, zag die binnen de kortste keren helemaal blauw van de uitlaatgassen. Arme mannen, die onze auto’s vast moesten zetten. Behoudens de aanloop naar Travemünde, hadden we nauwelijks een kilometer gereden en toch zaten we al op de Poolcirkel. Die kun je niet missen, want ze hebben daar bijkans een heel dorp neergezet, een dorp voornamelijk gevuld met souvenirwinkels. Ook wij hebben onze 100/6 op de op het asfalt getrokken streep gezet om voor eens en altijd vast te leggen, dat we er echt geweest zijn. Een bezoek aan een (gedeeltelijk) openluchtmuseum leert ons meer over de gebruiken van de Samen, de oorspronkelijke bewoners van Lapland, die we in werkelijkheid echter nauwelijks gezien hebben. Lapland staat berucht om zijn inwoners. Nee, niet die Samen, al heeft men die in vroeger tijden ook willen uitroeien, maar die kleine, zoemende beestjes, beter bekend als muggen. Eerdere bezoeken aan Lapland hadden mij geleerd, dat je lol aardig bedorven kan worden, door deze plaaggeesten. Picknicken, zo herinner ik mij, was er meestal niet bij. Zelfs even een sanitaire stop maken in de vrije natuur, was een hachelijke onderneming. Binnen de kortste keren had je een hele wolk muggen om je heen. Nu had een Fin in de trein al tegen ons gezegd, dat de winter dit jaar lang geduurd had en dat verklaard wellicht waarom we helemaal geen last hebben gehad. De zeer handige petjes met ingebouwd muskietengaas, die we allemaal hadden ontvangen, konden derhalve opgeborgen blijven. Via een aantal mooie routes bereikten we zonder noemenswaardige incidenten de Noordkaap. Of het zou die bijna aanrijding met dat rendier moeten zijn. Loopt dat stomme beest eerst een tijdje parallel aan de weg voor ons uit, besluit hij plotseling links uit de flank te gaan, waardoor ik alle hens aan dek moest halen om een aanrijding te voorkomen. Met achterlating van twee zwarte strepen, een blauwe wolk en de geur van verbrand rubber konden we onze weg gelukkig ongeschonden vervolgen. Tja, de Noordkaap, wat drijft mensen om hier naar toe te willen? Niet de natuurlijke schoonheid of het indrukwekkende uitzicht, want dat vind je hier niet. Voor sommige mensen, zelfs in ons eigen clubje, is het ook een teleurstelling als ze dan eindelijk op de Noordkaap staan. Wat erger is; ze zullen een bezoek ook niet aanbevelen aan anderen. Die mensen begrijpen er volgens mij niets van, dat zijn geen reizigers. Hoewel reizigers eigenlijk helemaal geen echt doel hoeven te hebben, blijft “het meest noordelijke punt van Europa” altijd aantrekkingskracht op hen houden, net zoals de “hoogste top” een onweerstaanbare aantrekkingskracht heeft op de bergbeklimmer. En dat het bereiken van de Noordkaap tegenwoordig eenvoudiger te realiseren valt, dan in 1907, toen die Siamese koning de kaap bezocht, is ook duidelijk. Ging je vroeger nog met een ferry naar het eiland, waar de Noordkaap op ligt, sinds 1999 ga je door een 6 km lange tunnel. Stak je toen nog een hand op als je een landgenoot ontwaarde, nu staat het parkeerterrein op de Noordkaap vol met campers, waarvan het merendeel uit Nederland komt. De toegenomen welvaart is hier duidelijk af te lezen. Tunnels zullen economisch gezien wel gewenst zijn, ze hebben voor mij, net als bruggen, een deel van de charme van het reizen langs de Noorse kust weggenomen. Een overtocht met een van de vele ferry’s, de enige verbinding met de overkant, waren relaxte mini-cruises. Nu zit je vele kilometers in zo’n donkere, lawaaierige buis; geen onverdeeld genoegen en zeker niet met een open auto. Gelukkig hebben de Noren zelf ook ontdekt, dat ze bezig waren een toeristische trekpleister de nek om te draaien, zodat in sommige fjorden de ferry blijft varen, ook al is er inmiddels een tunnel gekomen. Verder blijven er nog heel veel kilometers over, waar je wel kunt genieten van het indrukwekkende landschap. Een landschap, dat op deze breedtegraad, nog behoorlijk wit is. Van anderen heb ik begrepen, dat er voor Noorse begrippen nog heel laat deze winter veel sneeuw is gevallen, dus misschien is het dit jaar wel witter dan anders. Hadden we tot en met de Noordkaap prima (cabrio)weer gehad, daarna was het een paar dagen hommeles. Het was niet zo, dat het water met bakken uit de hemel kwam, maar er kwam voldoende nattigheid naar beneden om het open rijden onaangenaam te maken. Een temperatuur van zo’n graad of 5-6 helpt dan ook niet. Vrijwel alle kapjes gingen dicht en de verwarming in de hoogte stand. Verwarming? Heb ik die dan? Volgens mij kan ik alleen maar een klep openzetten en die stond al open. Maar Wil bleef klagen over koude voeten. Tot nu toe had ik mij nog nooit bekommerd om de verwarming. Volgens mij zit die er niet eens in, zeker geen aanjager, maar volgens anderen, veel  betere Healey-kenners, moet die er wel in zitten. Ik zal het Michiel Capelle, de bouwer van mijn auto, toch nog eens vragen. Doorgaans klaag je in een Healey alleen maar over de onaangenaam hoge temperaturen, klagen over koude voeten is een nieuw fenomeen. Gelukkig brak de zon weer door, toen we de Lofoten bereikten. De Lofoten is een unieke groep eilanden voor het vasteland van Noorwegen, waarvan de bevolking van oudsher leeft van de vangst op kabeljauw. Veel van de vangst gaat naar visfabrieken voor verdere verwerking, maar een deel wordt nog steeds op grote hekken te drogen gehangen. Zo wordt de stokvis verkregen. In deze tijd van het jaar hangen alleen de vissenkoppen er nog maar. Dat is niet alleen met je ogen waar te nemen, ook je reukorgaan doet aardig mee. Dat het voor de vissers nooit een echte vetpot is geweest, vind je ook nu nog terug in de diverse dorpjes, waar kleine houten huisjes, meestal gedeeltelijk op palen, aan de waterkant staan. Deze optrekjes dienden als verblijf voor de vissers, waar ze met meerderen tegelijk in moesten leven. Tegenwoordig noemen we dat pittoresk en worden ze zelfs als hotelkamers verhuurd. De veelal kleine eilanden zijn onderling met bruggen aan elkaar verbonden. Die bruggen zijn heel speciaal, omdat ze in het midden zo hoog zijn, dat een boot van behoorlijke afmetingen er probleemloos onderdoor kan. Die hoogte wordt niet bereikt door lange aanlopen, maar door korte, sterk stijgende weggedeelten. Hoewel we over drie tot vier mindere dagen van de 18 helemaal niet mogen klagen, was het wel jammer, dat uitgerekend de dag, dat we naar Geiranger reden, daar ook bijhoorde. Eerst rijd je over de zeer fraaie pas, Trollstigen. Op Trollstigen wordt je de hele weg begeleid door een fantastische waterval, die je op meerdere punten langs de weg kunt bewonderen. Boven aangekomen heb je van de speciaal aangelegde platforms een duizelingwekkend uitzicht over de waterval en de pas, die je net hebt afgelegd. Na een prachtige weg met vele afdalingen en beklimmingen komt je dan op een beroemd punt, waar je een spectaculair uitzicht hebt op het volgens de boekjes mooiste fjord van Noorwegen: Geirangerfjord. Als speelgoedbootjes liggen de cruiseschepen beneden in de fjord voor anker. De inhoud van die schepen bevindt zich helaas voor een deel ook op dat uitzichtpunt. De weg werd letterlijk geblokkeerd door al die touringcars, die hun lading hadden gedropt. Dat was minder, maar voor een Healey kun je altijd nog wel ergens een gaatje vinden om te parkeren. Leuk was wel weer, dat veel van die toeristen onze Healey’s minstens zo interessant vonden, als het beroemde fjord. Foto’s van onze auto’s hebben zeker Japan gehaald! Het landschap na Geiranger is puur alpinistisch: Links en rechts rijd je langs muren van sneeuw. Van een bezoekje aan het nog hoger gelegen Dalsnibba hebben we maar afgezien. Door de mist zou dat geen enkele toegevoegde waarde opleveren. Zo hebben we aanvankelijk om dezelfde reden een andere aanbevolen toeristische route naar Grotli ook overgeslagen, maar toen het de volgende ochtend weer stralend blauw was en er slechts weinig kilometers op de planning stonden, zijn we, samen met Lucy en Peter, teruggekeerd en hebben hem alsnog gereden. Van die ca. 200 km extra hebben we geen seconde spijt gekregen, want het landschap was werkelijk indrukwekkend. Bovendien stelde het ons in de gelegenheid om midden in de zomer nog een afdaling op de ski’s te doen, een mogelijkheid waarvan overigens alleen Peter gebruik heeft gemaakt.
Gevoelsmatig hield hier voor mij de rondreis door Noorwegen zo’n beetje op. We verlieten de kust en de resterende etappes stonden vooral in het teken van naar huis gaan. Veel tijd voor Oslo zouden we niet hebben, dus daar keken we ook niet echt meer naar uit. Niet dat de route verder niet mooi was, natuurlijk wel, maar die was “gewoon Noors” mooi. Uiteraard valt er over deze reis nog veel meer te vertellen. Over de gletsjer, die we bezocht hebben, over wandelingen, die we gemaakt hebben, over de uitgebreide (ontbijt)buffetten, die we genuttigd hebben, over onze medereizigers, waarmee we leuke gesprekken hebben gevoerd, of over de prijzen in Noorwegen, die blijven verbazen. Dat zou allemaal te ver voeren en over het laatste gaan we het zeker niet hebben, want dat zou de geïnteresseerde lezer kunnen afschrikken en dat wil ik niet, want die zou dan een machtig stuk natuurschoon missen. Hoewel het op sommige punten iets van zijn charme had verloren, blijf ik onverminderd enthousiast over Noorwegen als reisbestemming. Sterker nog, in de afgelopen weken begint zich bij mij het nog nauwelijks te onderdrukken verlangen te ontwikkelen om nog één keer te gaan, dan om het zeker zo mooie zuiden van Noorwegen nog eens met een bezoek te vereren; nog meer mooie fjorden, nog meer gletsjers, nog meer watervallen. En niet te vergeten: Hardangervidda, die uitgestrekte hoogvlakte. Dus Rinus, als je je nog eens verveelt …..